In het algemeen is een supercomputercentrum een site met een supercomputer die wordt gedeeld door een aantal andere sites, meestal onderzoekslocaties. Vroeger waren er in de Verenigde Staten vijf supercomputercentra onderling verbonden via het vBNS, een speciaal backbone-netwerk dat door de National Science Foundation (NSF) werd gefinancierd en door MCI werd geëxploiteerd voor het exclusieve gebruik door aangewezen onderzoekcentra. Op 1 oktober 1997 werden de vijf supercomputercentra vervangen door twee nieuwe, door de NSF gefinancierde programma's. In het nieuwe programma, Partnerships for Advanced Computational Infrastructure (PACI), werden twee van de voormalige supercomputercentra aangewezen als kernpunten voor een nieuwe infrastructuur voor wetenschappelijke technologie (bekend als het National Technology Grid) die 50 universitaire en wetenschappelijke locaties met elkaar zou verbinden.
Het eerste van de twee door de NSF gefinancierde programma's is de National Computational Science Alliance (Alliance), die wordt geleid door het National Center for Supercomputing Applications (NCSA) in Urbana, Illinois. Het tweede programma, het National Partnership for an Advanced Computational Infrastructure (NPACI), wordt geleid door het San Diego Supercomputer Center van de Universiteit van Californië in San Diego. In het eerdere programma voor supercomputercentra lag de nadruk op toegang tot supercomputers vanaf de desktops van onderzoekers. Het nieuwe programma is erop gericht het gehele World Wide Web te exploiteren als een nieuw "computer-mediated center of knowledge". Onderdeel van dat programma is de ontwikkeling van een bekabelde superstructuur, het zogeheten National Technology Grid, dat zeer hoge-bandbreedtetoepassingen, zoals virtual reality-omgevingen, mogelijk zal maken.