Een Josephson junction is een soort elektronische schakeling die bij temperaturen die het absolute nulpunt benaderen met zeer hoge snelheid kan schakelen. Genoemd naar de Britse natuurkundige die de Josephson junctie heeft ontworpen, maakt deze gebruik van het fenomeen supergeleiding, het vermogen van bepaalde materialen om elektrische stroom te geleiden met praktisch geen weerstand. Josephson juncties worden gebruikt in bepaalde gespecialiseerde instrumenten, zoals zeer gevoelige microgolfdetectoren, magnetometers en QUID's.
Een Josephson junctie bestaat uit twee supergeleiders, gescheiden door een niet-supergeleidende laag die zo dun is dat elektronen door de isolerende barrière kunnen gaan. De stroom tussen de supergeleiders bij afwezigheid van een toegepaste spanning wordt een Josephson-stroom genoemd, en de beweging van elektronen over de barrière staat bekend als Josephson-tunneling. Twee of meer juncties die via supergeleidende paden met elkaar zijn verbonden, vormen wat een Josephson interferometer wordt genoemd.
Tijdens zijn onderzoek naar supergeleiding bestudeerde Brian David Josephson de eigenschappen van een junctie tussen twee supergeleiders. In aansluiting op eerder werk van Leo Esaki en Ivar Giaever toonde hij aan dat in een situatie waarin er elektronenstroom is tussen twee supergeleiders door een isolerende laag (in afwezigheid van een toegepaste spanning), en er wordt een spanning aangelegd, de stroom stopt met stromen en met een hoge frequentie oscilleert.
Het Josephson-effect wordt beïnvloed door magnetische velden in de omgeving, een capaciteit die de Josephson-junctie in staat stelt te worden gebruikt in apparaten die uiterst zwakke magnetische velden meten, zoals supergeleidende kwantuminterferentieapparaten (SQUID's). Voor hun inspanningen deelden Josephson, Esaki en Giaever de Nobelprijs voor natuurkunde in 1973.