Falsifieerbaarheid

Falsifieerbaarheid is het vermogen om het ongelijk van een stelling, bewering, theorie of hypothese te bewijzen. Die capaciteit is een essentieel onderdeel van de wetenschappelijke methode en het testen van hypothesen. In een wetenschappelijke context wordt falsifieerbaarheid soms beschouwd als synoniem met testbaarheid.

Bij het testen van hypothesen stelt de nulhypothese gewoonlijk het tegendeel van de experimentele of alternatieve hypothese. De nulhypothese vormt de basis van de falsifieerbaarheid, door te beschrijven wat de uitkomst zou zijn indien de voorspelling van de hypothese niet door het onderzoek zou worden ondersteund. De hypothese van de onderzoeker zou bijvoorbeeld kunnen voorspellen dat minder uren werken correleert met een lagere productiviteit van de werknemers. De nulhypothese zou zijn dat minder uren werken samenhangt met een hogere productiviteit, of dat er geen verandering optreedt wanneer werknemers minder tijd op het werk doorbrengen.

De eis van falsifieerbaarheid betekent dat conclusies niet kunnen worden getrokken uit de eenvoudige waarneming van een bepaald verschijnsel. Het zwarte zwaan probleem is een illustratie: Als een man zijn leven lang alleen maar witte zwanen ziet en nooit weet dat er ook niet-witte zwanen zijn, zou hij kunnen aannemen dat alle zwanen wit zijn. Voor falsifieerbaarheid is het niet nodig om te weten dat er zwarte zwanen zijn, maar alleen om te begrijpen dat de bewering "Alle zwanen zijn wit" zou worden weerlegd als er ook maar één niet-witte zwaan zou bestaan.

De Oostenrijkse filosoof en wetenschapper Karl Popper (1902-1994) introduceerde het begrip falsifieerbaarheid in zijn geschriften over het demarcatieprobleem, waarin hij onderzocht hoe moeilijk het is om wetenschap van pseudowetenschap te onderscheiden.