Computationele origami is een soort computerprogramma voor het modelleren van de manieren waarop verschillende materialen, waaronder papier, kunnen worden gevouwen. (Origami is de Japanse kunst van het papiervouwen.) Dergelijke programma's zijn gebruikt voor een verscheidenheid van doeleinden, met inbegrip van engineering-toepassingen.
De beginselen van de meetkunde werden voor het eerst toegepast op origami rond het midden van de twintigste eeuw, toen Japanse natuurkundigen en wiskundigen begonnen met het formuleren van axioma's (vanzelfsprekende waarheden) die verklaren hoe vouwen drie dimensionale objecten creëert uit een plat materiaal. Humaiki Huzita, een Italiaans-Japanse wiskundige, ontwikkelde een reeks van zes steeds complexere origami-axioma's die, op het meest basale niveau, beschrijven hoe twee punten op een plat vlak met elkaar verbonden kunnen worden in een enkele lijnvouw, en op het meest complexe niveau, de manieren waarop vier punten op een plat vlak met elkaar verbonden kunnen worden.
Computationele origami is gebruikt om complexe papieren objecten te maken, zoals insecten, waarvan men vroeger dacht dat ze de capaciteiten van het medium te boven zouden gaan. Naast het bereiken van voorheen ondenkbare origami-prestaties, zijn computerprogramma's echter ook toegepast op meer praktische problemen, zoals hoe je het meest effectief een wegenkaart, een airbag en computerprocessoren kunt vouwen. Dit laatste doel was een van de oorspronkelijke drijfveren achter de ontwikkeling van computationele origami: onderzoekers geloven dat door processoren zo efficiënt mogelijk te vouwen, ze de maximale hoeveelheid informatie in een zo klein mogelijk oppervlak kunnen passen.