In de audioproductie is chorus een van de twee standaard audio-effecten die zijn gedefinieerd door de Musical Instrument Digital Interface ( midi ). Het andere effect is reverb (galm). Chorus voegt een wervelende eigenschap toe aan het geluid waarop het wordt toegepast, waardoor het geluid dikker wordt. Chorus wordt vaak gebruikt bij instrumenten als de elektrische piano en gitaar en bij synthesizers. De meeste geluidskaarten met een MIDI-geluidsset aan boord bevatten zowel chorus als reverb.
Een digitaal signaalverwerkingsalgoritme (DSP) dat digitale vertragingen combineert met ten minste één laagfrequente oscillator (LFO) produceert het chorus-effect. De vertragingen voegen een tijdverschuiving toe en de LFO's variëren de toonhoogte. Door het aantal delays dat in het ontwerp van het chorus DSP-algoritme wordt gebruikt te variëren, verandert de kwaliteit van het choruseffect. Daarnaast dragen ook het aantal en de snelheid van de LFO's die in het algoritmeontwerp worden gebruikt, bij aan het totale effect. In het algemeen geldt: hoe meer afzonderlijke vertragingslijnen en LFO's deel uitmaken van het DSP-algoritme, hoe dikker en complexer het effect kan zijn.
Hier ziet u hoe het werkt: Een audiosignaal dat met chorus moet worden bewerkt, wordt eerst met een kleine hoeveelheid vertraagd. (Typische vertragingstijden zijn klein, in het bereik van 5 tot 40 milliseconden.) Dit veroorzaakt een verdubbelingseffect. Elk vertraagd signaal wordt vervolgens naar de LFO gestuurd. De LFO neemt het vertraagde signaal en beweegt de toonhoogte ervan op en neer, waardoor de stemming verandert van scherp naar vlak. De LFO loopt gewoonlijk met een lage snelheid; 1 tot 5 oscillaties per seconde zijn typisch. De uitgang van het vertraagde en van toonhoogte veranderde signaal wordt vervolgens gemengd met het oorspronkelijke geluid. Deze menging maakt het chorusing-effect compleet.